In april 1917 verschijnt er een kunstwerk op de tentoonstelling van de Society of Independent Artists die het bestuur laat schrikken. Ze hadden afgesproken om alles toe te laten, zo lang je maar de 6 dollar entrance fee betaalde. Maar nu stond er een urinoir met rode letters R. Mutt voor hen… wat nu? Wie is R. Mutt?
Alfred Stieglitz maakt een beroemd geworden foto waarbij je madonna in het werk ziet. Recensent Gustav Kobbé van New York Herald noemt het werk een Fountain. Daarmee volgt hij de zedelijkheidsregels van de Amerikaanse media omdat je het woord urinior simpelweg niet kon gebruiken.
Niemand kent R. Mutt. Daarom wordt er naar de maker gezocht. Het adres op het verzendlabel verteld: Louise Norton uit Philadelphia. Zij schrijft ook een artikeltje over het werk: Buddha of the bathroom. ‘Is het wel de kunst van Mutt, daar een loodgieter het maakte? Ik antwoord simpelweg dat Fountain niet door een loodgieter gemaakt werd maar de kracht van een verbeelding. Of meneer Mutt de Fountain met zijn eigen handen maakte of niet is niet van belang. Hij KOOS het’. Helaas onthuld ze in haar artikel niet de echte naam van de maker…
Pas in 1935 wordt er een maker genoemd: Volgens Andre Bréton is het Marcel Duchamp. Maar, op basis waarvan? Dat staat nergens vermeld in zijn artikel ‘La Phare dela mariée’ in het tijdschrift Minotaure. Jaren later verteld Duchamp dat hij op een dag met Joseph Stella en Walter Arensberg naar J.L. Mott Iron Works wandelde in New York waar hij de urinoir koopt, meeneemt naar zijn studio en signeert. Volgens hem is de Mutt een verwijzing naar het bedrijf waar hij het kocht.
In 1982 komt er een brief boven water die meer duidelijkheid verschaft: op 11 april 1917 schreef Duchamp namelijk aan zijn zus Suzanne dat éen van zijn vriendinnen een sculptuur, een pissoir onder pseudoniem Richard Mutt, ingezonden heeft en dat het comité het geweigerd heeft. Daarboven op ontdekt, jaren later, een kunsthistoricus dat er geen winkel maar een showroom van het bedrijf gevestigd was. Was het werk wel van Duchamp?!
En dan (her)ontdekt men barones Elsa von Freytag-Loringhoven. Zij heeft een bijzonder levensverhaal én zij was degene die objets trouvé al in 1913 tot kunst uitriep. Ze pionierde met assemblagekunst, sculpturen samengesteld uit vuilnis dat ze op straat vond. Haar biografe, Irene Gammel, weet te vertellen dat Elsa in de periode van verzending in Philadelphia woondde. En geeft aan dat er veel indirect bewijs is dat richting Elsa wijst. Zo maaktte ze in datzelfde jaar het sculptuur God. Daarnaast kun je ook fonetisch aan de slag met R.Mutt. Het klinkt als armoede. Iets wat haar zo bekend was. Els leeft in armoede. Haar inkomen verdient ze met stelen en/of model staan en ze slaapt soms zelfs op straat. Ook werd ze eens gearresteerd in Amerika omdat ze mannenkleren droeg.
“Ik trok mannenkleding aan omdat ik me er vrijer in kon bewegen, omdat ik me er beter in voelde, omdat er geen gewicht om me heen hing dat me naar beneden trok, omdat ik overal naartoe kon reizen zonder gemolesteerd te worden, omdat ik vind dat een vrouw het recht heeft zich te kleden zoals ze wil”. Ze besluit in 1923 om terug te keren naar Duitsland waar ze bekend staat als de vrouw van een krijgsgevangene en nog steeds in armoede leeft. Uiteindelijk vertrekt ze naar Parijs waar ze op in 1927 overlijd omdat ze een gaskraan open heeft staan terwijl ze in slaap valt..…
En wie regelt haar nalatenschap? Ja, dat is Duchamp. En daarmee lijkt het kringetje rond. Hij had door verschillende omstandigheden de gelegenheid om het werk zich toe te eigenen. En de kunstwereld? Die hapte toe ondanks de vraagtekens die er diverse keren ontstonden door ‘nieuw’ bewijs.
“De kunstwereld zorgt ervoor dat afwijkende meningen nooit gehoord worden” volgens kunsthistoricus Glyn Thompson. En daar zit wat in. Hoe kan het anders zo lang onbekend zijn geweest dat er gewoon een briljante vrouw achter de Fountain zat?!